Vroeger, als klein meisje, kon ik met verwondering naar de televisie kijken en begreep ik maar niet waarom mensen andere talen spraken. Waarom, als er een god bestaat, maakt hij mensen die niet gelijk zijn, maakt hij mensen die ik nooit zomaar zou kunnen begrijpen.
Omdat ik daar geen antwoord op had bedacht ik dat die ‘vreemde’ talen ook niet echt waren en dat ik dat ook kon spreken. Ik sprak dus vloeiend Russisch, Japans, Engels. Tot groot vermaak van mijn zusjes en moeder.
Dezelfde verwondering kan mij nu ook nog overvallen. Al die mensen op deze wereld, het voorrecht dat wij hebben om te leven in een land waar we het gewoon heel goed hebben. En dan de mensen die elke dag in ellende leven, met dood en oorlog leven alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. Als er een god bestaat, wat heeft hij dan bedoeld?
Ben ik gelovig? Ik weet het niet. Ik hoop heel erg dat er iets of iemand is die het allemaal kan overzien. Die het aanschouwt en ingrijpt als het te laat is. Want als zoiets of zo iemand er niet is, wie van ons doet het dan? Wie van ons houdt dan op met klagen en zeuren en gaat een taal spreken die we allemaal begrijpen. Die taal is er, ik weet het zeker.
Nu nog gaan spreken, begrijpen en vanuit het hart laten komen.